Welkom

Dit weblog dient sporadisch als uitlaatklep van mijn denken (daarnaast als aansporing om schrijfsels te voltooien)
en is daarmee een verzameling van uitgewerkte gedachten over het leven, over mensen, ontmoetingen, ideeën,
oude waarheden, filosofieën, mysteries, mijmeringen, God en alles wat voor mij de moeite waard is om over te denken,
te praten en te schrijven.

Janneke de Bruin
(januari 2010
)

zaterdag 16 februari 2013

Paaskreet


Het pad naar paasfeest
bezaaid met vragen         
nu alles dwaasheid schijnt
slechts sprookjestaal
gesproken door zovelen.

Een schim van lijden
moet mij leiden naar licht
brengt wanhoop vrede aan
geeft pijn verlossing door
eenzaamheid oneindig ruimte?

Verlicht het duister van mijn vragen
met u, verrijzend antwoord
dat bevrijdt. 



(Februari '13)

zondag 3 februari 2013

(geen titel)


Ik zag dat het goed was
sprak je toen het wit wegtrok
een streep tussen jou en mij
en zielloos zwart
de avond viel en vuur
en bloed en wrakend hout
de nacht deed woeden
in somber gelaat en
wrede straf en wraak maar
je dronk tot geen druppel
achterbleef. Is dit het einde
brak mijn stem in duister
door je zweeg en alles werd
doorweven met het licht
een siddering. Ik moest wel
zwichten toen ik zag:
zie, ik maak alle dingen nieuw. 


(januari '13)

Over kuddes en klassiek applaus


Als je zowel ‘mensen’ en ‘muziek’ ergens bovenaan je lijst ‘ik-houd-van’ hebt staan, waar kun je beter zijn dan bij een concert? Gedurende de laatste uren van januari had ik weer eens het genoegen mij te midden van veel mensen en overweldigende, kunstig voortgebrachte muziek te begeven. En dat allemaal in het toonaangevende Concertgebouw in onze hoofdstad. En ook nog eens gratis, terwijl vermoedelijk álle bezoekers in mijn nabije omgeving zo een negentig euro hadden neergeteld om naar werken van Puccini, Verdi, Bizet e.a. te luisteren.
Je zou wellicht verwachten dat er bij een klassiek concert met enkele operastukken een bepaald slag mensen te vinden is, toch dit niet helemaal waar. Hoewel een groot deel van de bezoekers aardig chique gekleed ging (klinkt toch als een bepaald slag mensen - en dat was ook wel te verwachten, gezien de entreeprijzen –), waren Jan Modaal en de sloeberige student (hoewel niet juk- maar jurkdragend) er ook te vinden. Genoeg diversiteit en uniciteit om van te genieten. Aangezien de muziek mij volledig in beslag nam, heb ik niet bijzonder veel op de mensen in mijn omgeving gelet. Een orkest in actie is namelijk al boeiend genoeg om gedurende het concert te bestuderen of ademloos aan te staren.
Iets is mij echter opnieuw niet ontgaan. Je kunt er niet omheen, er valt niet aan te ontkomen, het kan gewoon niet anders: het eindeloos applaus. Want ovaties zijn er altijd, na elk stuk, opnieuw en opnieuw én opnieuw. Dat geeft te denken. Neem nu het ontstaan van dit fenomeen. Het volgt dus vanzelfsprekend na een bepaald muziekstuk, maar wie begint ermee en wanneer houdt het op? Ik vermoed dat de meest enthousiaste bezoekers degenen zijn die als eerste de haast reflectieve beweging in gang zetten. De enthousiastelingen waren in grote getallen gekomen, dus er moeten wel meerdere mensen tegelijk begonnen zijn. En zo klonk het ook. Vervolgens is er sprake van een domino-effect en zwelt het applaus aan tot er wellicht niemand in het publiek meer bewegingloos op z’n stoel zit.
Ik ben zelf zeldzaam zo snel als de eerste applaudisserende muziekliefhebbers en houd er ook over het algemeen gesproken vrij snel weer mee op. De menigte om mij heen gaat dan dikwijls nog even door. Maar wanneer is het nu het punt waarop we allemaal stoppen? Is er een ongeschreven regel, die uit een soort ‘macht der gewoonte’ is ontstaan? Of is het meer gevoelsmatig, en zijn toevallig een groot deel van de concertbezoekers met een dergelijk gevoel gezegend? Is er sprake van een soort van genetisch overdraagbaar ovatiegevoel? ;-) Of is ook hier sprake van een domino-effect? Dat laatste zou goed kunnen. Ik verwacht namelijk dat er meer mensen zijn die vinden dat ‘ingekorte ovaties’ al voldoende hun waardering weergeven of het applaudisseren simpelweg snel zat zijn, waardoor het aanzwellende geluid na een climax weer langzaamaan wegsterft tot het niveau van waaruit het ontstond, namelijk de haast ademloze stilte.
Enfin, het overbekende kuddegedrag komt hier uiteraard ook om de hoek kijken. Je merkt het, diversiteit en uniciteit ontmoeten elkaar toch op een zeker moment weer in een bepaalde kudde. Zo ook in dit relaas. Dat is ook helemaal geen probleem, maar het is grappig om dergelijk gedrag op te merken als het gaat om de staande ovatie. Enkele enthousiastelingen besloten namelijk na het laatste stuk voor de pauze al te gaan staan, wat overigens niet gepast is, ving ik later in de wandelgangen op. Je ziet vervolgens wat mensen twijfelen, opstaan of overleggen met metgezel. Overigens bleef het overgrote deel van de concertbezoekers op dit moment nog zitten. Na het laatste muziekstuk op het programma werd er uiteraard ook weer luid geapplaudisseerd en het duurde niet lang voordat iedereen zo ongeveer stond. Ik ook, na zoveel prachtig geluid was ik één en al enthousiasme. Ik haast mij nu uiteraard te schrijven dat ik ga staan omdat ik mijn waardering op die manier wil laten blijken en niet omdat iedereen gaat staan en dat ‘zo hoort’. Maar een kritische zelfreflectie roept toch de vraag op wat de invloed van mijn omgeving hier op is. Na enig overdenken is mij weinig duidelijk geworden. Laten we het maar op het onpeilbare onbewuste gooien. ;-)
We kregen na ons enthousiast geklap een toegift, die opnieuw gevolgd werd door een staande ovatie. Hierbij merkte ik op dat het wat langer duurde voordat mensen opstonden en er wat meer bleven zitten. Ikzelf aarzelde ook wat langer. Na een tweede toegift idem dito, de aarzeling werd wat groter en sommigen verlieten reeds de zaal. Een derde toegift volgde, de enthousiaste ovaties werden rijkelijk beloond!  Na de derde toegift was er wellicht sprake van tweedelig kuddegedrag. Een grote groep sprong haast weer op. En opnieuw was er die golf van aarzeling. Een andere grote groep stond heel even of bleef zitten.  Ik voegde mij in de laatste groep. Ik had het nu toch écht wel gehad met opstaan en klappen. En mijn blijk van waardering moest nu toch ook écht wel duidelijk zijn.
De koek was op, het applaus van de standvastig applaudisserende bezoeker ten spijt. Zowel dirigent als operazanger bleven achter de gesloten deuren en kwamen niet wéér de lange trap naar het podium afhuppelen. Mijn enthousiasme maakte wat plaats voor een voldaan gevoel. Dit was het dus, een briljant concert (beter dan verwacht) in een prachtig gebouw. Ik kon tevreden met de kudde mee naar buiten schuifelen. Zónder applaus. 


(Februari 2013)

vrijdag 28 december 2012

Rome II



Na de eerste enerverende dag volgde logischerwijs een tweede. Een bezoek aan de Musei Vaticani en aan de Basilica di San Pietro stonden op het programma. Terugdenkend aan een eerder reisje Rome, bereidde ik me voor op een enorme wachtrij voor de entree van het imposante gebouw. Tot mijn grote verbazing was er geen wachtende toerist langs de hoge muren te bekennen. Enkel wat straatverkopers en opdringerige lieden die een ‘skip the line tour’ aanboden tegen vermoedelijk belachelijk hoge prijzen. Afgepoeierd dus.

Met studentenkorting ‘in the pocket’ begonnen we aan onze tocht door het meer dan 7 km lange gangenstelsel van de musea. We hebben die kilometers uiteraard niet allemaal gelopen, maar slenterden wel van kostbare archeologische vondsten naar immense antieke wandkleden met kunstzinnige afbeeldingen van oude (stoffige) verhalen, en langs sierlijke meubelstukken, op weg naar één van de hoogtepunten van de musea, namelijk de beroemde Stanze di Rafaello. Dit alles onder het genot van het je een weg banen door zwetende mensenmassa’s, sommigen bijzonder veel interesse tonend, enthousiast fotograferend, anderen juist zuchtend onder de drukkende last van hun koptelefoons of jengelende kinderen, weer anderen naarstig op zoek naar de met een vlaggetje wapperende gids, of gewoon een mooi museumstuk. Dit alles was doorweven met geluiden van enthousiast in tientallen talen vertellende gidsen, het zojuist genoemde gejengel, geklik van camera’s, de strenge stem van een bewaker, het geruis van de vele geluidsapparatuur.. Ach, als onderdeel van dit veelzijdige deel der mensheid, hoor je mij niet klagen. De Stanze waren snel gevonden en opnieuw het bekijken waard. Rafaello is een ware koning in het creëren van een prachtig kleurenspel.

Na de Stanze zochten we spoedig onze weg naar hét hoogtepunt van de musea, namelijk de Capella Sistina. De plaats waar, 15 tot 20 dagen na het overlijden van een paus, achter gesloten deuren het geheimzinnige conclaaf plaatsvindt en waar ‘rood-gejurkte’ kardinalen een gewichtige stem uitbrengen op een nieuwe paus, terwijl het vrome volk vol spanning naar de schoorsteen van de kapel tuurt om zwarte of witte rook te kunnen ontwaren. Tot zover de Roomse riten. De kapel trekt mij vooral om de bijzondere schilderkunst van Michelangelo, te weten de overbekende Creazione di Adamo (Schepping van de mens) en Giudizio Universale (Het laatste oordeel). En van deze twee gaat mijn voorkeur dan, in het geheel niet voorspelbaar, uit naar eerstgenoemde.
We waren nog niet binnen of een levendige herinnering aan de typische sfeer in de kapel kwam mij voor de geest. Het geschreeuw (‘Silenzio’) van de bewakers, hun scherpe blik gericht op toeristen met camera’s (fotograferen is ten strengste verboden) en het geluid van de bel die maande tot iets als ‘doorlopen, er willen meer mensen de kapel bezichtigen’, waren duidelijk onveranderd gebleven. Één groot feest van herkenning.
Een plaatsje gevonden tussen de vele mensen die oprecht moeite deden te zwijgen en in alle devotie het kunstzinnig schoon te bewonderen, wierp ik mijn hoofd achterover om vervolgens in deze niet al te aangename positie de schilderkunst van onze ‘held van de dag’ (gedeelde plek met Rafaello) op het plafond te bestuderen. En het was weer fijn. Mijn soms wat rebelse aard bracht mij nog tot het héél stiekem fotograferen van het plafond. Zoiets moet je gewoon gedaan hebben. Naast het plafond heb ik uiteraard ook de andere schilderingen bestudeerd, tot de mensenmassa ons echt te veel werd en wij snel maar zeker voldaan de kapel verlieten. Op naar de Sint Pieter!

De eerste aanblik van het weidse Sint Pietersplein gaf een enigszins weldadig gevoel. Het lichte steen van de zuilen, de stralende zon, de helder blauwe lucht; een prachtig plaatje! We besloten ons allereerst te wagen aan de fikse klim naar de koepel en sloten ons snel aan bij een lange rij mensen. Ook hier vlogen de ‘skip the line’s’ ons om de oren. Maar wij waren Oost-Indisch doof of druk fotograferend. Voor we het wisten was de rij voorbij, hoewel onze watervoorraad wederom aardig geslonken was. Nadat we onze gebruinde schouders bedekten met een zedige sjaal, konden we beginnen aan de tocht. Of het nu was omdat wij ons geld graag goed besteden of wij de lift voor mietjes vinden weet ik niet meer, maar we negeerden in ieder geval de lift, bespaarden daarmee wat geld en bestegen de minstens 500 traptreden richting de hemel. Onderweg kwamen wij over een platform, waar ons al een prachtig uitzicht over de eeuwige stad werd geserveerd. Vervolgens bracht de tocht ons op een galerij in de kerk, waar wij van bovenaf een deel van het interieur van de basiliek konden zien, zo’n 50 meter onder ons poppetjes over de marmeren vloeren zagen bewegen en de mogelijkheid hadden om te proberen de ontelbare stukjes mozaïek in de 2,5 meter brede koepel te tellen. Na wat smalle wenteltrappen en zeer nauwe gangetjes kwamen we op plaats van bestemming, alwaar een frisse windvlaag ons verwelkomde. We drongen, net als de anderen, wat voor de hekken, tuurden naar voor ons bekende gebouwen en genoten van de overdaad aan visuele sensaties.

Na een half uur begonnen wij weer aan de tocht naar beneden, om vervolgens in de kerk te belanden. We werden overspoeld door een stroom toerisme, te veel bewaking en te veel geluid. Naar devotie en rust kon tevergeefs gezocht worden. Maar ach, wij gingen mee in de stroom en lieten ons langs de bekende Pietà van Michelangelo voeren, waarna wij even neerploften op de grond bij één van de zuilen. We genoten van de mogelijkheid even te kunnen zitten en bestudeerden een tijdje de vele voorbij wandelende benen. We waren nog maar net een filosofie over deze objecten begonnen, of we werden gestoord door een bewaker. Het was ten strengste verboden op de grond van deze kerk te zitten. Ach, ik snap het wel. Als alle bezoekers zich als zwervers zouden gedragen..
We besloten nog een klein rondje door het immense gebouw te maken en vervolgens de drukte te ontvluchten. Weer buiten op het prachtige plein, zochten we de schaduw van de zuilen op om daar een uurtje uit te rusten. Heerlijk. De zon verdween langzaam achter de basiliek, wat een mooi spel van schaduw en zonlicht opleverde. Genietend van wat muziek, een boek, de authentieke sfeer van het plein, bedacht ik me dat ‘in Rome wonen’ een mooie droom voor op de lijst ‘later als ik groot ben’ is. Hij staat erop. ;)

Deze geweldig fijne dag sloten we af met een wandelingetje langs de Engelenburcht en een gezellig etentje in een smal, sfeervol straatje nabij de Spaanse Trappen.
Zittend op de Spaanse Trappen snoof ik de aangename mediterrane sfeer nog eens diep in mij op, om vervolgens tot de conclusie te komen dat deze vakantie niet lang genoeg kon duren.


(December 2012)

Rome I


Na een warme en enerverende dag, bestaande uit een boeiend bezoek aan de Catacombe van Callisto, zwetend zoeken naar de fietsverhuur en uiteindelijk ook een fijn fietstochtje over de oververhitte Via Appia, plof ik neer op de koele marmeren vloer van de San Giovanni in Laterano (Basilica). Met één van de enorme pilaren als steuntje in de rug, een goedgevulde fles water, boek, bloknoot en pen, lijkt dit een prima plek om een uurtje van mijn vakantie in te vullen. Dus zitten maar en rondkijken, observeren, bestuderen, denken, schrijven; het kan allemaal daar op die prachtige vloer in de magistrale kerk. Je begrijpt, ik heb het er dus ook eens goed van genomen. En ja, als je de tijd hebt dan vallen ze op: die enkele aangename details van levende mensen die samen een stenen bouwsel aan het ademen krijgen. De San Giovanni ademt deze dinsdagmiddag in juli namelijk niet alleen stof en ouderdom uit, maar ook vreugde, verveling, devotie, enthousiasme, verdriet, plicht, vrijheid, kortom: veelkleurig leven. En ik? Ik geniet het voorrecht mij mee te laten nemen in die aangename stroom van leven.

Op de achtergrond is daar het geluid van geschuifel van tientallen voeten die langs de talloze beelden en altaren zich voortbewegen, de echo van het geroezemoes van toeristen die moeite lijken te hebben met het gewenste zwijgen in heiligdommen, de soms plotseling boven alles uitschietende kreet van een kind, de zichtbaar vervelende kletspraatjes van gidsen die voor een groep sloffende mensen uit zich een weg door het gebouw banen, het kraken van de kerkbank waarop een bewaker zich duidelijk zit te vervelen, het onschuldig piepen van de scharnieren van het deurtje van één van de vele biechthokjes, het bonken van de rijzige deuren naar het voorportaal (die bij tijden onzorgvuldig gesloten worden) en dan plotseling een mengeling van sprankelend Italiaans en antiek Latijn, gevolgd door devoot gezang; een mis in één van de kapelletjes van de kerk. Ik geniet.

En niet alleen al het hoorbare, maar ook al het zichtbare adem ik met genoegen in. Een goedlachse oma, die met haar neus gedrukt tegen een pilaar een gesprek voert met haar kleinzoon – die met zijn oor tegen een andere pilaar aangedrukt staat – en hem aan het schaterlachen maakt, de bewakers die futloos het voorbij wandelend toerisme bestuderen en spaarzaam wat woorden spreken, een rondje door het middenschip van de kerk drentelen of voor de zoveelste maal van post wisselen, een magere non die glimlachend een andere non groet en na een kort verblijf in één van de biechthokjes weer blijmoedig de kerk verlaat, een lange jongeman die zeker drie kwartier geknield voor een altaar zit, een vriendelijke donkere vrouw die voorbij schommelt met haar hagelwitte shirt waar de letters 'I love Roma' vanaf lijken te spatten, een groepje studenten dat behangen met grote camera's voorbij wandelt en werkelijk alles tracht te bekijken, een onzekere zakenman op leeftijd die minstens 4 keer aarzelend langs het biechthokje recht tegenover mij schuifelt, voordat hij binnenstapt, een 'eerwaarde' die na een lange zit tevreden ogend zijn post afsluit, en dan ineens de binnenkant van mijn oogleden; ik begin te knikkebollen. Mijn eerste dagje toeristisch Rome was blijkbaar vermoeiend. Maar desalniettemin (wat een prachtig woord is dat toch) naar verwachting sprankelend, ontdekkend én veelbelovend.


aug/sept 2012

Om nooit meer te vergeten


Bij het zien van de auto komt ze overeind. De man naast haar volgt haar, als we uitstappen en richting het portiek lopen. Ik kijk hoe ze met haar praten. De man zwijgt, grijnst en luistert. Maar zij praat vol vuur, een stortvloed van woorden, onverstaanbare taal. Ze begrijpen haar, reageren en ik hoor de klanken van vriendelijkheid. Ik zie hun zorgzaamheid, hun liefde, verstaanbare taal. Ze wijst op haar gezwollen enkel, grijnst, lacht. Het maakt haar niet uit.

Dan ziet ze mij staan. Haar ogen glinsteren als ze mijn arm pakt. Een lach van oor tot oor en een waterval van woorden uit haar haast tandeloze mond. Ze raakt mij, huppelt om me heen als een vrolijke vlinder. En ik bewonder. Gebaren, glinsterende bruine ogen, ik begrijp haar zonder woorden. Ze vindt het jammer dat we niet kunnen praten. Ik ook, ik zou haar zo graag willen vertellen hoezeer ik haar bewonder. Ze pakt mijn arm weer en lacht. Haar vrolijkheid is warmer de avondzon.

Dan is het tijd om door te gaan. Ze neemt het brood van hen aan. Als ik omkijk, terwijl we wegrijden, zie ik haar teruglopen naar het portiek, vol met dekens en een oude krant. En ik rijd weg, met haar lach nog nagalmend in mijn oren, het beeld van haar warrige haren, glinsterende ogen en gezwollen enkel op mijn netvlies. En we gaan verder, naar de volgende. Maar zij gaat mee. Ze gaat mee, de volgende dag het vliegtuig in. En weken later is ze er nog steeds. Ik zie haar hoop, haar levenslust weerspiegelt in mijn herinneringen, geplant in mijn hart, als ik terugdenk aan die stad. En als ik mijn eigen rijkdommen bezie, mijn dromen droom en mij beschaamd afvraag waar mijn moed en vrede soms kan zijn, dan zie ik haar, die dappere dakloze vrouw. Dan verlang ik nog maar één ding: dat de winter haar lach niet zal bevriezen.


( Augustus 2011, n.a.v. werkvakantie Boedapest '11)

September: start studiejaar


De tjokvolle trein lachte me allesbehalve uitnodigend toe toen ik, enigszins nat van de regen, op een buitengewoon onchristelijk tijdstip (tien voor acht is erg vroeg na lange tijd vakantie) aan het Sliedrechtse spoor stond te wachten. Maar ach, ik moest wel, dus stapte braaf en welgezind de trein in. Ik had tenslotte al dágen rondgebazuind dat het tijd werd om de hersenen weer op actief te zetten en vrolijk en vlijtig met de studie der studies verder te gaan.

Veilig en wel belandde ik op Dordrecht Centraal en na een paar minuten bibberen op het perron, wat mij weer deed beseffen dat na de zomer de herfst standaard volgt, stapte vervolgens in de oude vertrouwde intercity richting Leiden. Van duwen en plekjes net voor iemands neus inpikken hebben de Nederlanders geen weet (toch?), dus ik had al snel een plekje gevonden naast een slaperige jongeman.Soort zoekt soort, daarom zakte ik al snel ook lekker onderuit bij het horen van de liefelijke tonen van Tangarine.

Intens genieten of stiekempjes sluimeren (slapen lukt me dan net weer niet) is vrij onmogelijk in een trein, want weldra stond meneer conducteur voor mijn frisse, fruitige neus. Terwijl ik 'de vrucht' van het beste betalingssysteem ever opzocht, herinnerde ik mij ineens de start van vorig schooljaar. En weg was het relaxte gevoel. De oorstrelende muziek bereikte mijn hersenen niet meer en alle systemen in mijn hoofd waren actief bezig met de herinnering aan de eerste collegedag van 2010/2011. Enigszins benauwd gaf ik mijn chipkaart aan de conducteur. Ik wachtte af. Had het bureaucratische monster mij weer onterecht uitgeschreven en zou ik weer voor een frauderend reiziger die van het studentenleven – inclusief gratis reizen – geen afstand kon nemen, worden aangezien? Ik probeerde me al voor te bereiden op een pittige discussie. En dat op deze vroege morgen, in een overvolle coupé met vrij veel chagrijnige zakenlieden die liever eersteklas - maar dan wel voor de prijs van tweedeklas - hadden gereisd. Ai, geen aangenaam vooruitzicht.

Maar nee, na een paar tellen later kon ik opgelucht ademhalen. Jippie, ik kreeg de chipkaart zonder aanmerkingen terug. Blijkbaar was mijn inschrijving bij het onderwijssysteem dit maal op rolletjes gelopen en stond er zelfs gewoon een studentenproduct op mijn kaart. Hoe bestaat het! Een betere start van dit studiejaar had ik uiteraard niet durven wensen. ;-)


(september 2011)